‘De zorg én het gebouw zijn gericht op de vraag: hoe ga jij van opvang naar wonen?’
Dertig jaar zat de daklozenopvang in de Drentse gemeente Emmen in een oud verzorgingstehuis in Nieuw-Amsterdam. Die plek voldeed niet meer aan de moderne zorginzichten, en toen na lang zoeken de kans kwam om een pand bij het centrum van Emmen te kopen en naar de wensen van nu in te richten, greep het Leger des Heils die. De nieuwe locatie is sinds medio 2020 in gebruik, en biedt wél de mogelijkheid om de visie ‘van opvang maar wonen’ gestalte te geven, zegt Renate Harkema. Ze is als regiomanager Drenthe en lid van het managementteam Noordoost van het Leger des Heils nauw betrokken bij de nieuwe plek. “Mensen raakten in de oude opvang hun zelfstandigheid eerst grotendeels kwijt, en dan leerden wij ze weer zelfstandig de maatschappij in te kunnen. Dat was eigenlijk een heel gekke manier van werken. Daarom staat zelfstandigheid nu centraal.”
Harkema begon haar loopbaan bij het Leger des Heils 21 jaar geleden op de oude locatie. Volgens de toen geldende inzichten was het daar opvangen achter de voordeur, groepswonen en beheersbaar houden, zegt ze nu. “Ik was eerst groepsleider en later leidinggevende, en op een gegeven moment ontwikkel je op basis van je ervaring een visie op wat je écht voor de gebruikers van de opvang wilt. Die visie paste in de landelijke beweging naar preventie en sneller doorstromen, met behoud van zelfstandigheid binnen de muren. Maar het oude pand was daar helemaal niet geschikt voor. We moesten dus echt op zoek naar iets nieuws.”
Het is best uitzonderlijk dat een gemeente in stenen investeert
Het vinden van een geschikte plek viel niet mee. Toen de gelegenheid zich eindelijk voordeed, kocht het Leger des Heils het pand in Emmen daarom meteen zelf aan, met financiële steun van een groep maatschappelijke investeerders en de gemeente. “Die investeerders geloven ook in ’van opvang naar wonen’, en weten dat het veel kost om een geschikt pand aan te kopen”, zegt Harkema. “Ook de gemeente Emmen steunt de beweging naar meer zelfstandigheid, en subsidieerde mee. Het is best uitzonderlijk dat een gemeente niet alleen in het proces investeert, maar ook in de stenen. Daarmee liet Emmen zien het belang van vernieuwing te onderkennen.”
Harkema was inmiddels regiomanager, en in die functie betrokken bij de contacten met de gemeente over de nieuwe opvang, de verbouwing en verhuizing en het in de praktijk brengen van de nieuwe visie. “We konden het pand helemaal strippen, en herinrichten volgens het idee: hoe kun je veel meer toekomen aan het behoud van zelfstandigheid? Mensen die dakloos zijn is al heel veel ontnomen. Vroeger raakten ze in de opvang hun zelfstandigheid ook nog eens grotendeels kwijt, en dan leerden wij ze weer aan hoe ze zelfstandig de maatschappij weer in konden. Dat is eigenlijk een heel gekke manier van werken.”
Je komt de mensen niet meer automatisch tegen op de gang
De nieuwe opvang is daarom zó ingericht dat mensen er zo zelfstandig mogelijk kunnen verblijven. Een groot deel van de 32 plekken heeft een eigen voordeur, en allemaal hebben ze een eigen keuken en sanitair. Harkema: “Dus niet gezamenlijk eten en geen groepsbijeenkomsten. Er is wel een huiskamer waar je even tv kunt kijken, maar die is niet ingericht op 32 personen. De zorg én het gebouw zijn helemaal gericht op de vraag: wat ga jij doen om van opvang naar wonen te gaan? Dat zelfstandig wonen krijgt daarom in de opvang al veel meer vorm dan vroeger. De mensen achter die voordeuren willen wel af en toe een beroep kunnen doen op begeleiding, maar hebben hun eigen plek.”
Dat was ook voor het team even wennen, vertelt Harkema. In Nieuw-Amsterdam kwam immers iedereen via en centrale ingang binnen, en was er alleen daardoor al een automatische vorm van overzicht. “Dat gaat nu dus volledig anders. De teamleden moeten veel meer met een ambulante blik aan het werk. Je komt de mensen niet meer vanzelf tegen op de gang, dus hoe kom je bij ze achter de voordeur? Een deel van de bewoners is ook altijd wat zorgmijdend, dus hoe hou je daar contact mee? Het was een beetje zoeken, maar het team is er inmiddels in getraind, en na ruim een jaar zie je dat de mensen het echt goed in de vingers hebben. We vinden bij het Leger des Heils ervaringsdeskundigheid heel belangrijk, dus die zetten we ook in.”
'We kijken erg op maat, dus je begint niet vanzelf onderaan. Het is mooi dat we nu de keuze hebben uit verschillende plekken.'
Naast de plekken met een eigen voordeur zijn er appartementen die wel via een centrale ingang worden betreden, en ook nog twee nachtopvangkamers met elk twee bedden. “Die kamers zijn iets soberder ingericht’, zegt Harkema. “Deels uit ruimte-overwegingen, maar ook omdat je mensen altijd wilt verleiden om bij ons een traject in te gaan. Dus niet dakloos blijven en de nachtopvang gebruiken, maar hulp accepteren en uit de dakloosheid komen. De mensen die op deze kamers binnenkomen, kunnen doorstromen naar een plek met eigen voordeur. We kijken daarbij erg op maat, dus je begint niet vanzelf onderaan. Wat kan iemand, welke ondersteuning is daarbij nodig en welke plek past daarbij?’’
“Af en toe is het ook verstandig om een beetje zicht op mensen te kunnen houden. Het is soms met name lastig om hun mensen uit hun netwerk die een slechte invloed op hun hebben buiten de deur te houden: dealers, bekenden die niet geholpen willen worden, maar een nachtje komen crashen bij een maatje. Dat is met een eigen voordeur een stuk lastiger dan met een centrale ingang. Dat kan ook een reden zijn om te kiezen voor een plek met meer toezicht. Maar het is zo mooi dat we die keuze nu hebben. En we hebben al veel geleerd sinds de opening. Er is een hekje geplaatst om te voorkomen dat auto’s te ver het terrein oprijden, de verlichting is verbeterd en er is privacyvriendelijk cameratoezicht. Dat helpt allemaal om grip te houden.”
Het overgrote deel van de buurt wil in redelijkheid meedenken
Die grip is ook belangrijk voor de verhouding met de buurt, die volgens Harkema goed is. Maar er was in eerste instantie wel weerstand. “Er werd niet gezegd: leuk, we krijgen een opvang in de wijk.” Tijdens de onderhandelingen over de aankoop van het pand werd de buurt nog niet ingelicht. Het plan lekte echter uit, en de buurt belegde zelf een informatieavond en eiste uitleg van het Leger des Heils en de gemeente. Een deel van de aanwezige mensen bleek bang, een ander deel boos en de rest was geïnteresseerd. Harkema: “Maar die avond verliep uiteindelijk best goed. Er is altijd een moment waarop mensen schrikken en opstandig worden. Je moet daar doorheen, maar dat stukje frustratie moeten ze even kunnen uiten.”
“Daarna kun je in gesprek, en we proberen altijd een goede buur te zijn. Je legt uit wat je doet en je laat mensen langskomen. Dat helpt heel erg in de beeldvorming. En daarnaast zetten we altijd een omwonendenoverleg op. Daarin heb je het met de mensen echt over ervaringen en eventuele problemen. Je lost zo dingen op, maar krijgt ook vanuit de wijk dingen te horen die op het terrein gebeuren. Een soort sociale controle dus. We zijn nu ruim een jaar bezig, en de dat overleg is meestal binnen een half uur klaar, omdat er praktisch niets speelt. Je hebt overal wel een paar mensen die hoe dan ook tegen zijn, maar met het overgrote deel wil in redelijkheid meedenken.”
Woningbouwcorporaties vragen van ons gegarandeerde ondersteuning
Het nieuwe gebouw en de nieuwe aanpak hebben al gezorgd voor snellere en betere doorstroming naar een eigen woning. In de kring rond de opvang zit het programma 'Weer thuis’, dat volgens Harkema in Drenthe heel goed draait. Als mensen uitstromen, krijgen ze via dat programma zo snel mogelijk een echte woning in de wijk, op hun eigen naam. Ook in Drenthe spelen schaarste op woningmarkt en torenhoge huizenprijzen daarbij een complicerende rol, zij het minder dan in de Randstad. Het is moeilijk gebleken de uitstromende bewoners te spreiden over buurten in de hele stad Emmen, zodat er geen clustering ontstaat van ‘mensen met een rugzakje’. En een huis in een van de kleine kernen om de stad blijkt wegens gebrek aan (openbaar) vervoer vaak geen optie.
Het grootste obstakel zit volgens Harkema echter in de verschillende manieren waarop gemeenten met Wmo-gelden omgaan. Harkema: “De woningbouwcorporaties in de regio zijn erg bereid om woningen aan te bieden, maar zeggen terecht ook dat de begeleiding snel moet kunnen worden op- en afgeschaald. Ze willen best een overeenkomst met een uitstromende bewoner aangaan, maar alleen als wij die garantie op ondersteuning geven. Maar daar hebben we geld voor nodig van een andere partij, en dat is de betrokken gemeente. En dan loop je tegen die verschillen aan. De een werkt met een zorgaannemer als hoofdaanbieder, zoals Emmen, de ander niet. Bij de ene gemeente gaat het daardoor makkelijk, bij de ander juist erg moeizaam.”
We willen niet meer capaciteit in de opvang, maar doorstroming
“Voor deze hoofdaanbieders, die met een populatiebekostiging werken, is het namelijk niet interessant om een flink aantal mensen met een rugzakje in hun gebied te plaatsen. Dan moeten ze hetzelfde geld immers over meer mensen verdelen. Je komt dan in de gekke situatie dat lokale inkoopcontracten de doorstroming belemmeren. Je hebt huizen, je hebt deelnemers en je hebt hulpverleners, maar de begeleiding wordt niet betaald. We pleiten er daarom voor om deze groep 'boven de markt te hangen'. Dus hou er als gemeente zélf de regie over. Anders krijg je stagnatie, en zitten mensen onnodig lang in de opvang. En ook al zitten we daar eigenlijk altijd vol, we willen de opvangcapaciteit niet vergroten, maar meer op de doorstroming zitten. Dus ik zou zeggen los het probleem met die begeleiding op! Want zorg bij iemand thuis is ook nog eens een stuk goedkoper dan maatschappelijke opvang.”