‘Het gaat om kweken van begrip en het verkleinen van afstand tussen mensen’

Ga in en met de wijk doelgericht aan de slag met mensen op straat dreigen te komen staan, en voorkom zo dat ze hun huis moeten verlaten. Bied tegelijkertijd mensen die al dakloos waren vanuit de opvang een woonplek met gerichte begeleiding in de wijk, en houd alles bij elkaar door met de héle buurt aan community building te werken. Met dat tweezijdig snijdende mes wil SMO Breda in West-Brabant preventief optreden tegen dak- en thuisloosheid, bereiken dat mensen vanuit de opvang meer mogelijkheden hebben om succesvol terug te keren in de maatschappij, en de opvang zelf vernieuwen. Maria de Cock, als programmamaker bij SMO bezig met innovaties, en Seppe Cleymans, wooncoach bij de doorstroomvoorziening van SMO, vertellen over de succesvolle pilot wijkgericht werken en het vervolg daarop.

Aanleiding voor de pilot wijkgericht werken was het advies van de commissie Dannenberg over de toekomst van beschermd wonen. Daarmee werd een beweging ingezet naar kleinschalige opvang met goede begeleiding, dicht bij huis. De VNG nam het advies over, net als de gemeente Breda. In de pilot die volgde, werden tien mensen uit de doorstroomvoorziening door SMO naar de wijk begeleid, met wisselend succes.

De hele buurt wordt in het proces meegenomen

“Het lukte niet bij iedereen, maar we hebben veel geleerd over wat er nodig is”, vertelt De Cock. “Dat kun je vangen onder de noemer community building. Dus niet alleen focussen op de cliënt in zijn huis, maar kijken wie er om die persoon heen wonen en de hele buurt in het proces meenemen. Hebben buren wel of geen contact met elkaar? Kunnen wij iets bieden en bijdragen aan de buurt, bijvoorbeeld door mensen aan elkaar te koppelen? Zo is uit die pilot van alles voortgekomen, waaronder de buurtpleinen. Dat zijn laagdrempelige ontmoetingsplaatsen voor mensen die helemaal geen zware hulpvraag hoeven te hebben. Het kan ook de buurman zijn die zijn hond niet kan uitlaten omdat hij moet werken, terwijl onze cliënt dat wel kan doen.” 

SMO heeft tijdens en na de pilot buurtonderzoeken gedaan, en op basis van de uitkomsten bijeenkomsten georganiseerd. Als er ergens overlast was of mensen bang bleken te zijn voor bepaald gedrag kwamen er voorlichtingsavonden. De Cock: “Het komt uiteraard ook voor dat iemand die door ons in de wijk is geplaatst overlast geeft. Voor zo’n avond nodigen we dan iedereen uit, óók de cliënt. Zo probeer je de buurtbewoners wat meer handvatten geven voor situaties waarin mogelijk overlast ontstaat, en stigmatisering tegen te gaan. We proberen het gesprek op gang te brengen. De ene keert lukt dat heel goed, de andere keer helemaal niet. Het gaat vooral om het kweken van begrip en het verkleinen van de afstand tussen mensen.”

Bereikbaarheid en aanwezigheid van hulpverleners

Tijdens de pilot leerde SMO ook dat bereikbaarheid en aanwezigheid van hulpverleners voor buurtbewoners heel belangrijk zijn. “Dat aspect krijgt vaak onvoldoende aandacht”, vertelt De Cock. “Mensen weten niet wie er naast ze komt wonen. Daarom moet je er zijn als ze vragen of angsten hebben. We hebben mensen in de pilot gewoon onze eigen nummers gegeven, voor vragen of meldingen van overlast.”

“En daar moet je ook opvolging aan geven. Soms lukt dat en soms niet. Het probleem is dat we dit niet op grote schaal kunnen doen. De financiering gaat op basis van de indicatie voor één individuele persoon, de cliënt. Maar we willen heel graag de hele omgeving meenemen. We zijn daarover in gesprek met de betrokken gemeenten. Het liefst kregen we een zak geld en de opdracht: hou de kwaliteit van leven in deze wijk goed. In de wijken waar we betrokken zijn geweest, hebben we zeker ervaren dat er meer begrip komt.”

Proefdraaien met community building

SMO gaat dit voorjaar in een vervolgpilot proefdraaien met zo’n ‘zak geld’ in een Bredase flat, waar de leefbaarheid al jaren onder druk staat.  “Ons is gevraagd of we kwaliteit van leven daar omhoog kunnen krijgen, en daarbij te kijken of we uitkomen met die andere manier van financieren. We hebben goede hoop, ook gebaseerd op succesvolle voorbeelden in de regio Oss”, aldus De Cock. 

Een tweede vervolg op de pilot is het nieuwe team Gewoon Thuis, dat zich specifiek met de wijkgerichte manier van werken bezighoudt. “Dat heeft nu al twintig mensen onder zich, en krijgt van meerdere kanten kandidaten aangedragen. Dus niet alleen vanuit de opvang, maar ook door de woningcorporaties, en door de gemeente. “Het gaat daarbij om mensen die overlast geven, die een indicatie beschermd wonen hebben of die een dak boven hoofd kwijt zijn”, zegt De Cock “We groeien zo toe naar een situatie waarin community building écht centraal staat. Wij doen dan al iets voordat iemand bijvoorbeeld door overlast uit huis wordt gezet. Zo kunnen we dus ook voorkomen dat mensen dakloos worden.”

'Wij blijven de plek waar mensen naartoe kunnen als er niet direct een oplossing is. Maar we worden ook steeds meer een soort kruispunt, waarop de richting wordt bepaald waar mensen heen kunnen.'

De actieve begeleiding in de wijk voorkomt dakloosheid. Mensen komen dus ook niet terecht bij de doorstroomopvang van wooncoach Seppe Cleymans.  Nieuwe initiatieven als het wijkgerichte werk bieden bovendien extra uit- en doorstroommogelijkheden, vertelt hij. “Het zijn waardevolle tussenstappen. Vroeger hadden we niet zo veel opties. Nu kunnen we mensen vaker op maat laten doorstromen, en dat levert ook een hogere slagingskans op. Daardoor zien we minder mensen terugkeren of afhaken tijdens traject dat toch te hoog gegrepen voor ze was.” 

Dat past goed in de nieuwe aanpak die de opvang hanteert. Die is veel meer gericht op duurzame hulp en veel minder op alleen maar acute probleemoplossing. Cleymans: “Wij blijven de plek waar mensen naartoe kunnen als er niet direct een oplossing is. Maar we worden ook steeds meer een soort kruispunt, waarop de richting wordt bepaald waar mensen heen kunnen gaan. Naar housing first bijvoorbeeld, of naar zo’n project in de wijk.”

Van groepsgericht naar individueel werken

“We waren altijd alleen een bed, bad en brood-voorziening, heel praktisch bezig en sterk gericht op beheersing en leefbaarheid”, zegt Cleymans. “Er is hier een groep van gemiddeld zo'n 40 mensen, die er niet voor hebben gekozen om samen te zijn. Mensen met allerlei problemen, van een 'simpele' scheiding tot ggz-problematiek en verslaving. We lieten daar uniforme zorg op los. In het kader van de nieuwe aanpak zijn wij als wooncoaches veel meer mee gaan denken over hen traject van de cliënten. Voorheen deden alleen de mentoren dat, maar omdat wij dagelijks met de cliënten bezig zijn en ze goed leren kennen, kunnen wij echt bijdragen aan het uitstippelen van een vervolg.”

De crux is volgens Cleymans dat cliënten in de doorstroomvoorziening meer als mens worden gezien en behandeld, en zich zo meer gehoord gaan voelen. “Voor ons is de verandering vooral dat het werk vroeger groepsgericht was, en nu meer individueel. We draaien dus niet meer alleen de standaardzorg af, maar kijken veel meer hoe we iemand het best kunnen helpen. Werken vanuit de mogelijkheden van een cliënt staat centraal. Leer hem kennen, kijk wat hij zélf wil en waar hij goed in is. En zet die sterkte in om hem te motiveren voor een traject terug naar zelfstandigheid.” 

Gebrek aan huizen

De Cock: “Waarbij we natuurlijk wél moeten aantekenen dat er veel te weinig woningen zijn om naar te kunnen uitstromen. Dat is een groot probleem. We hebben in de regio wel een huisvestingsoverleg over het aantal woningen dat we voor deze doelgroep nodig hebben. Maar er is ook hier gewoon woningnood, dus het is roeien met de riemen die we hebben.”

Cleymans: “Dat probleem treft vooral mensen die zich nooit als woningzoekende hebben ingeschreven, en dus geen inschrijfduur hebben. Dat betekent dat mensen gedwongen in de daklozenopvang blijven, terwijl ze eigenlijk helemaal klaar zijn om de maatschappij weer in te gaan. Ik zie mensen die echt te lang blijven, soms tot een jaar. Dat is niet goed voor hun herstel. Het geeft ze ook een wrang gevoel: ze hebben vaak alles gedaan wat moest om weer deel van de maatschappij te worden, maar ze zitten nog steeds in de opvang. En die is gewoon niet bedoeld voor langdurig verblijf. We verhuizen dit jaar wel naar nieuwbouw met meer privacy, maar dat lost het probleem niet op. Dat gebeurt alleen door meer huizen.”

Minder mensen komen onnodig op straat, en dat is voor ons goud waard

SMO werkt er intussen volop aan het omzetten van de geslaagde pilot wijkgericht werken in staand beleid. De Cock: “Daarnaast gaan we in de tweede pilot dus kijken of die nieuwe manier van financiering werkt. En we werken heel goed samen met de organisaties uit voorliggend veld. Zij weten wat er in de wijk speelt en hebben toegang tot andere groepen mensen. We denken niet meer in hokjes, maar in de breedte, en verwijzen daardoor ook veel beter naar elkaar.”

Cleymans: “En daar hebben wij ook baat bij. Hoe beter er wordt samengewerkt, hoe sneller er passend en succesvol kan worden uitgestroomd of doorgestroomd en hoe minder mensen onnodig op straat komen te staan. Dat is voor ons goud waard, omdat we minder mensen hoeven op te vangen. Als dat wijkgerichte werken een vaste waarde wordt, komt daar nog de toegevoegde waarde van het goede voorbeeld bij. Als mensen hier in de opvang dan zien dat lotgenoten weer succesvol deelnemen aan de maatschappij, worden zij gemotiveerd om ook aan zo'n traject mee te gaan doen.”