"Wonen is veel meer dan een dak boven je hoofd. Het is de basis voor je bestaan"

De aanpak van dak- en thuisloosheid vereist een gerichte en gezamenlijke aanpak, met veel maatwerk. “Want niemand kan dit probleem alleen oplossen, zeker niet met generiek beleid.’’ Dat zegt Martin van Rijn, voorzitter van Aedes, de vereniging van woningcorporaties. In die aanpak ziet Van Rijn ruimte voor publiek-private oplossingen, net als het Platform Woonplek. Dat initiatief, dat in juni gastredacteur was van ‘Iedereen onder een dak’, richt zich op slimme samenwerkingen en doorbraken voor dak- en thuislozen, naar het model van het succesvolle Schuldenlab. Op verzoek van het Platform vertelt Van Rijn welke wegen hij ziet.

Aedes gaf recent in eigen onderzoek aan moeite te hebben met de toestroom van dak- en thuislozen. Waar loopt u tegenaan?

“Corporaties zijn er allereerst om mensen die niet zelf in hun woonbehoefte kunnen voorzien zo goed mogelijk te huisvesten. Dat zit in hun genen. Maar je ziet dat groepen om voorrang strijden. Er zijn niet alleen meer dak- en thuislozen, maar ook statushouders en mensen die om andere redenen urgent zijn. Er zit steeds meer spanning aan de toewijzingskant. Een werkgroep is nu bezig om de getallen goed in kaart te brengen, maar de problematiek wordt zeker niet kleiner.’’

“Ten tweede hebben we een algemeen probleem op de woningmarkt. Er zijn gewoon te weinig huizen, en dat maakt het voor onze doelgroep nog moeilijker. En ten derde moeten er elke dag keuzes worden gemaakt door gemeenten. Corporaties kunnen wel huizen toewijzen, maar de gemeenten bepalen wie er urgent zijn. We zijn dus continu in overleg. Dat is het brede probleem.’’

“Meer specifiek zien corporaties dat veel mensen niet alleen een woonprobleem hebben, maar bijvoorbeeld ook schulden. Je hebt daarom altijd andere partijen nodig. Met dat je een woning toewijst, moet je ook bepalen welke ondersteuning er nog meer nodig is voor succes. Anders ben je zo terug bij af. Maar Housing First is belangrijk: eerst wonen, en dan kijken hoe je uit de problemen kunt komen. Wonen is veel meer dan een dak boven je hoofd. Het is de basis voor je bestaan.”
 

We hebben een algemeen probleem op de woningmarkt. Er zijn gewoon te weinig huizen, en dat maakt het voor onze doelgroep nog moeilijker.

Wat kunnen corporaties al doen? En welke mogelijkheden ziet u voor nieuwe oplossingen?

“Corporaties moeten niet alleen kijken als woningexploitanten, maar als organisaties die het als een plicht zien het probleem te helpen oplossen. Dat doen ze allereerst door woningen ter beschikking stellen. Daarnaast zitten ze met gemeenten om tafel om prestatieafspraken te maken. Afspraken over het huisvesten van kwetsbare groepen moeten daar volgens Aedes echt onderdeel van worden. Maar het moet breder, door ook afspraken te maken met andere vastgoedeigenaars en -beheerders. Want niemand kan dit probleem alleen oplossen.”

“Publiek-private samenwerking kan daarin zeker een rol spelen. Als we allemaal over onze domeinen en schuttingen heen durven denken en kijken, dan vinden we oplossingen. Wij zijn als corporaties goed in exploitatie en beheer van woonruimte. Dat zouden wij bijvoorbeeld voor onze rekening kunnen nemen in private panden die voor bewoning in aanmerking komen, al dan niet tijdelijk. Er zijn zelfs al corporaties die dat doen.”
 

Hebt u last van de hoge vastgoedprijzen? Eigenaars verdienen misschien liever aan een pand dan dat ze het ter beschikking stellen.

“De winstdoelstelling kan inderdaad botsen met de doelstelling om zo veel mogelijk mensen te huisvesten. Dan moet je toch bij elkaar komen om te kijken of je samen een balans vindt tussen maatschappelijke en financiële waarde. Maar het is in de markt van dit moment inderdaad zo dat mensen met een weinig of geen geld het extra moeilijk hebben. Als partijen dan alleen blijven denken in marktwaarde, los je het probleem niet op.”

“Er zijn ook vastgoedeigenaars die over die kortetermijnwinst heen willen kijken. Zij zijn bereid een jaar of tien tot vijftien te helpen, en na afloop in elk geval quitte te spelen. Het is mooi als er een samenwerking ontstaat tussen zulke partijen, corporaties en instellingen, zodat je samen panden een maatschappelijke bestemming kunt geven. Weliswaar tijdelijk, maar dat biedt wel soelaas aan mensen die hard iets nodig hebben.”
 

Als corporaties bezit verkopen, kunnen ze dat dan met voorrang doen aan sociale investeerders? Die woningen dan een afgesproken tijd betaalbaar en beschikbaar houden en daarna de winst incasseren?

“We verkopen liever geen corporatiebezit, want wij zijn zelf sociale investeerders bij uitstek! Verkopen doen we alleen als het moet, om te kunnen investeren bijvoorbeeld. Dit idee kan tijdelijke knelpunten oplossen, maar liefst houden wij zelf voldoende woningen, die via de gewone wegen beschikbaar blijven. Bij alle nieuwbouwprojecten moeten er daarom ook voldoende sociale woningen komen om aandachtgroepen structureel te kunnen helpen.”

“Daarom is het in kaart brengen van de aantallen mensen die problemen hebben met het vinden van een woning zo belangrijk. Anders bedenk je steeds tijdelijke oplossingen per deelgroep, terwijl je het totaal moet bekijken. Als de omvang goed in beeld is, kun je echt kijken hoe de nood op korte termijn is te lenigen, en hoe je het probleem op langere termijn kleiner kunt maken.” 
 

Het is nog belangrijker om te voorkomen dat mensen zich nóg verder in de schulden werken en op straat belanden.

Wordt het probleem van dak- en thuisloosheid door de coronacrisis de komende jaren nog groter?

“Wij zien met zorg dat het aantal economische dak- en thuislozen toeneemt. Er zijn maatregelen genomen om banen te beschermen, maar aan de oplopende aantallen zie je toch dat er iets aan de hand is. Daar zij we heel alert op, maar het is nog belangrijker om te voorkomen dat mensen zich nóg verder in de schulden werken en op straat belanden. We doen dat als corporaties al met maatwerk, en het aantal huisuitzettingen daalt sterk. Maar er komen toch mensen in de knel. We praten daarom met gemeenten over tijdelijke oplossingen voor de eerste nood, zoals bijvoorbeeld wooncontainers.”

Wat is volgens u de meerwaarde van publiek-private samenwerking, en hoe kan die bijdragen aan vermindering van het aantal dak- en thuislozen?

“Allereerst brengt die samenwerking partijen bij elkaar. Die partijen kunnen elkaar vervolgens inspireren met goede en mooie voorbeelden. En daarnaast zou het goed zijn als gemeenten de regierol krijgen, zodat ze permanente aandacht kunnen genereren. De vraag hoe die samenwerking kan bijdragen aan minder dak- en thuislozen is eigenlijk een sociaaleconomische. Is er voldoende werk? Zijn er voldoende kansen voor iedereen?”

“Maar ook: hebben we voldoende aandacht voor specifieke problemen bij deze groep? Dus niet te veel kijken naar de brede problematiek, Hier is maatwerk nodig. Generiek beleid helpt deels, maar persoonlijk beleid helpt pas écht. Dat kan ook betekenen dat je problemen van mensen overneemt. Dat vergt een soort bemoeizorg die wat ongemakkelijk kan lijken, maar tegelijkertijd moet je ook durven inzien dat mensen hun zorgen vaak niet alleen kunnen dragen.”